Als iemand die geboren en getogen is in Rotterdam-Zuid, ben ik opgegroeid met een bepaalde versie van de Nederlandse taal. Het staat algemeen bekend als straattaal, hoewel deze term niet zonder problemen is. Door impliciet een beroep te doen op een hiërarchie van wat 'taal' is en wat 'straat', is deze bijzondere omschrijving ongetwijfeld een gewelddadige categorisering.
Deze hiërarchie leidt onder meer tot vormen van codificatie. Straattaal kan worden beschouwd als een sub-genre van de literatuur en wordt met uiteenlopende terminologie geduid: slang, jargon, dialect, enz. Het is een bekend, en semi-erkend, maar fundamenteel minder gerespecteerd, onderdeel van de Nederlandse taal. De ingewikkelde taalkundige samenstelling die voortkomt uit vele andere culturele achtergronden maakt het tot een complex samenraapsel van etnoculturele invloeden dat wordt belichaamd - je zou het een mondelinge mobilisatie van intersectionaliteit kunnen noemen.
Deze tekst is oorspronkelijk in het Engels opgesteld, een codificatie in zijn eigen recht. Maar zo ontstond het, omdat ik hier ben. Ik stap in en uit instellingen met Engels als toegangstaal en ruimtes met Straattaal als toegangstaal. Ik spreek geen van beide en ik spreek beide. Ik schrijf binnen deze muren, verlaat dan een grote glazen schuifdeur, en botsend tegen een kennis op, zeg ik 'faka?'
In termen van 'natuurlijke talen' zijn de vertakkingen breed hoorbaar: uitgesproken termen, meegevoerd uit landen waar mensen uit gemigreerd zijn, zijn sonisch aanwezig door de straten van Rotterdam. Wollah. Zo heeft dit complexe brouwsel ook numerieke vertakkingen.
Er zijn niet veel, maar toch enkele volkstermen die expliciet betrekking hebben op het domein van de rekenkunde. De meeste van deze termen worden gebruikt om te verwijzen naar een geldbedrag, een interessant gegeven die een perspectief werpt op een informele economie, bijv. negen barkie. Het is om deze reden, en ook om grammaticale redenen, dat de termen geen betrekking hebben op specifieke decimale omschrijvingen, maar voornamelijk worden gebruikt om te verwijzen naar afgeronde getallen. Hoe worden ze gebruikt, en wat doet deze ‘gecijferdheid’ in de volksmond binnen de intersectionele landschappen van Rotterdam? Dat is de vraag waar ik vooral over nadenk. Wanneer we ons van de institutionele - door de lingua franca gedomineerde - ruimte naar de ruimte buiten de deur verplaatsen, wordt een andere sociale nabijheid bereikt door het gesprek met deze cijferzinnen. Als dat gebeurt, worden de numerieke bouwstenen van de volkstaal voortdurend verplaatst naar de buitenste laag van mijn aanwezigheid. De codes verruilend, het (beeld van het) onderwerp omgegooid.
Ter herinnering: dit is geen uitleg van hoe het werkt. Dit is een uitgebreide definitie van de grammaticale voorwaarden van ‘code-switching’ in de cijfers van de stedelijke Nederlandse volkstaal. Een contextualisering van de manier waarop getallen worden gesproken binnen een Engelstalige context die zelf binnen, maar ook buiten dit landschap ligt waar deze termen gesproken worden.
Dit schrijven is bewust niet gedetailleerd. Het is niet de wens om dit systeem te "onderwijzen", integendeel, het is de wens om enkele van de complexiteiten die ik doormaak te belichten. Immers, de hoekgraad van een cursieve 'I' (Engels: ik) ligt dicht bij die van het breuksymbool '/'. Deze woorden staan nu hier, omdat deze plek in de kunst afgebroken is van, maar medeplichtig aan, Straattaalsprekers - ik ben er een van.
Rekenkundige volkstermen willen deze tweeledige toestand van nabijheid en afstandelijkheid eenvoudigweg presenteren door de codes te deconstrueren. Deze contextualiseringen worden gepresenteerd en verbeeld door middel van een reeks markeringen die herschikt kunnen worden om nummers te schrijven. Dat is mijn definitie ervan. Via deze markerende beelden worden niet alleen 'natuurlijke taal', maar ook getallen beschouwd en gemobiliseerd als belangrijke objecten binnen de praktijk van het code-switchen. Een convergentie van numerieke en natuurlijke taal.
Binnen het (Rotterdamse) Straattaal vocabulaire bestaan slechts enkele rekenkundige volkstermen. Deze, variërend van donnie tot doezoe, zijn voornamelijk onthouden uit het Sranan Tongo, oftewel de Surinaamse taal, een op het Engels gebaseerde creoolse taal die de basis vormt voor veel Straattaal termen. Om de numerieke termen samen te kunnen gebruiken om meer ingewikkelde getallen te vormen, moet een reeks rekenkundige basisbewerkingen worden ingevoerd. Namelijk: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Via deze bewerkingen kunnen (in theorie althans) alle getallen worden weergegeven.
Zoals eerder gezegd, is het belangrijk te benadrukken dat deze verbaal uitgedrukte nummers (meestal, tenminste) niet op zichzelf werken. Ze hebben hulp nodig. Bijvoorbeeld, om bij het begin van deze overpeinzingen over rekenkundige volkstermen te beginnen: 2 doezoe 2 donnie. De vermenigvuldiging van zowel doezoe (1000) als donnie (10), om het getal '2020' te vormen, wordt een voorbeeld van dit proces. De grammatica die deze formaties mogelijk maakt bestaat al op grote schaal binnen de contexten waarin deze getallen worden uitgesproken. Hier wordt ook duidelijk dat 'optellen' de meest gebruikte rekenkundige bewerking is om de bovengenoemde getallen aan elkaar te rijgen. Het is door de opeenvolgende plaatsing van deze termen in een zin dat een grammatica van optelling wordt gemobiliseerd.
Dit gezegd zijnde, rekenkundige volkstermen zijn niet meer dan een eenvoudige en nederige poging om de belichaamde 'numerieke' complexiteit te belichten. Bepaalde lichamen die gewend zijn te code-switchen glijden in en uit natuurlijke en numerieke taalmodellen. Theoretiseringen daargelaten, zijn Straattaal getallen genesteld in de hoeken en gaten van onze collectief geparafraseerde patronen.
Vertaling: Nathalie Hartjes